Perhaps you could partake in the revival of extinct languages and practices of another era. It might be an invitation to tune and hone your sensorium, experiment with ways of feeling and perceiving differently. After a speculative writing session, dancer Mariana Tengner Barros said it this way: We develop, as masters, practices of perception, from different stimuli of the senses that we accept as valid and all the others for which we still do not have a name or form.

Two more images with bright yellow and red colours have landed side by side in the map. A few years ago, several blast furnaces and containers to transport molten iron from the disused Phoenix West factory in Dortmund were sold and shipped to China. In a distant future they might travel back to the Ruhr area, transformed and embodied in an altogether different shape, their energy now contained in a fire-spitting Chinese dragon, with a large group of people dancing to hold up its cloth canopy high above their heads with sticks as the fabulous beast keeps on snaking and fuming.

Deux heures bien bon. Mais Until our Hearts Stop pourrait durer bien plus encore. Je donne tout de mon poids pour mieux soutenir celui de mon partenaire. Et cela implique de plus en plus de partenaires, par agencements passant aux limites. La conduite de tout cela tangue dans une ivresse de la fragmentation spectaculaire. Tout semblerait pouvoir se produire. Et quoi d'autre encore. Or c'est toujours, furieusement, du Meg Stuart. In her first evening-length solo, Meg Stuart takes her body to the stage as an archive of memories, both of family life and her artistic career.

In Hunter, running from 28 to 30 January at the Teatro Maria Matos, the choreographer and dancer is both the hunter and the prey. There are sure to be a large number of respectable studies from those who propose one thing, to the opposite, or the coexistence of both arguing that anyone who finds themselves alone seeks immediate solace in the radio or television. There will even be those who argue that radio or television would be enough to remove the solitude from that equation. For the choreographer and dancer whose solos had, until now, only been short exercises in a break between two longer pieces the sort that clean the palate or reset the timer before continuing the journey , Hunter is too populous a piece for any trace of solitude to be felt in the solo.

In fact, Hunter is quite the opposite: Sometimes, these are perfectly audible to the audience, including those of Allen Ginsberg, William Burroughs or an aunt, mixing the family history that she discovered when digging back seven generations as suggested by a shaman with a host of artists that helped to shape her movement. At other times, those voices are barely discernible and yet capable of suggesting references that are essentially presumed to be to Jonas Mekas, Yoko Ono, Laurie Anderson, Trisha Brown or Miranda July.

In some sense, the piece is summarised in that idea: I felt that while I have the energy and interest to perform, it was a good way to put Damaged Goods [her company] and my creative process into perspective. With Hunter, Meg Stuart is putting herself into the development of her own discourse. She has thought of and defined the body as a repository of memories for a long time, but never before has she taken this belief so literally and to such an extreme.

Looking at her body and her movement as an archive, she decided to amplify and delve into it as far as possible. By moving into the personal domain, the choreographer is identifying a possible response to this previous piece; another form of digging down to try and see herself more clearly. It was in these excavations that Stuart found herself looking at a diary filmed by the Lithuanian filmmaker, Jonas Mekas: In investigating her own choreographic language and what makes it flesh, Meg Stuart accepts the idea of transformation and uncertainty about her present.

Hunter therefore dispenses with the need to establish an order that others can share and work with; it does not appear concerned with defining a collective environment. It is a piece with many layers to it: In fact, Meg Stuart is amused by the idea that Hunter could seem like an excessive narcissistic obsession, simply because around her — somewhat as strange as it is cosy — there are always several ghosts following her every move. Struggling with the issue of togetherness, Meg Stuart expresses an imperious desire to live and create, showing everything through an exhilarating freedom of tone and movement, which results in a few well-known scenes we are thinking, in particular, of the incredible pair of nudes.

This is our pick of this Tanz Im August Meg Stuart vertrok van contactimprovisatie, maar kieperde de taboes daarvan — zoals geweld of aanrakingen op gevoelige plaatsen — snel overboord. Op de kringelende, soms overrompelende jazzklanken van Marc Lohr, Stefan Rusconi en Samuel Halscheidt betasten, bekruipen en gebruiken de zes performers elkaar op elke denkbare wijze. Tot ze als een kluwen lijven over de grond rollen en in een poedelnaakt hondengevecht en een dolle-mina-concert alle teugels loslaten. Finaal hollen ze als uitgelaten jonge veulens over het podium, om te eindigen in een innige omhelzing.

Het ziet eruit als absolute vrijheid. En dus mengen de performers zich ook onder het publiek, om drankjes uit te delen, bij iemand op schoot te kruipen of zich door een toeschouwer te laten opmaken. Voortdurend lijk je getuige te zijn van een oorspronkelijke wereld waarin alles nog alle kanten op kan, waarin de verbeelding geen grenzen kent. Alleen Kristof Van Boven blijft erbuiten staan, als boegbeeld van een volwassen publiek dat zulke uitspattingen niet meer ernstig wil nemen, uit angst voor de implicaties. Wat moet je met de lange epiloog waarin Claire Vivianne Sobottke bedelt om liefde, aandacht, geld en warmte, of met het collectieve ballet van onbegrijpelijke tekens waarmee de voorstelling eindigt?

Je raakt er nooit echt uit hoe je dit werk finaal moet duiden, maar onvergelijkbaar is de avontuurlijkheid waarmee Stuart je meeneemt op een trip door onze fysieke en psychische existentie, en daarbij elke gemeenplaats vermijdt. Haar performers dansen, zingen, vloeken en flirten alsof hun laatste uur geslagen is.

Zelf breekt Stuart haar taalidioom hier open tot lyrisch danstheater dat performers en toeschouwers verenigt in bewondering en, welja, liefde. Het maakt van Until our heart stops de ultieme, roezige expressie van waar een wereld in brand naar hongert: Inspiratie kwam onder anderen van de achttiende-eeuwse Italiaanse architect en decorontwerper Giovanni Niccolo Servandoni, wiens voorstellingen enkel uit decors bestonden. Wouters gebruikt een vergelijkbaar concept en stelt daarmee de functie ter discussie van het onveranderlijke en steeds meer in onbruik rakende traditionele theater als gebouw, terwijl de stad en de wereld eromheen voortrazen.

Helemaal bovenin, achter de zolder vol rekwisieten, laat hij me het kamertje zien waar hij veel tijd heeft doorgebracht. In eerdere projecten die hij bij de KVS had gemaakt, had hij zich expliciet tot de stad verhouden. Toen Goossens hem om een vervolg vroeg, neigde hij niet opnieuw naar de publieke ruimte, maar juist naar binnen, de schouwburg in. De grote zaal van dit neorenaissance theater uit werd na een brand in opnieuw volgens de oude indeling herbouwd, en kreeg tevens een elektrische trekkenwand met 49 trekken.

Wouters merkte al gauw dat impliciet van hem werd verwacht dat hij als jonge kunstenaar de oude architectuur wel volledig zou willen transformeren. Maar de realiteit van het gebouw vroeg hem om iets anders. Vragen krijgen en antwoorden of wedervragen formuleren in de vorm van ruimtes. Scenografie is voor Wouters het antwoorden op een verlangen. Een geduldige praktijk, die aandacht geeft aan wat er gebeurt. Hoe dit mechanisme vandaag betekenisvol te gebruiken? Wouters nodigt ambachtslieden, schilders en bouwers uit en vestigt samen met hen, dramaturg Jeroen Peeters en curator Dries Douibi een tijdelijk decoratelier in de schouwburg.

Vanuit daar sturen ze brieven de wereld in. Het zijn uitnodigingen aan kunstenaars om een ruimte voor te stellen: Alleen scenografie die een brug wil slaan tussen hier en daar. Bij aanvang van INFINI zijn de toeschouwers door de achterdeur naar binnen gekomen en hebben het nog lege toneel doorkruist. Wie omhoog keek, kon zien hoe die set aan ruimtes al geduldig klaar hing, elke trek gevuld.

Hoe kunnen we ons collectief plaatsen inbeelden waar we op dit moment niet zijn? Het eerste doek komt op. Het hangt enkel in het midden aan de trek vast en zakt zodoende als een draperie sierlijk naar beneden. Zodra het de vloer op glijdt, ruist het als vallend zand. Het wordt ontkoppeld door enkele technici en breeduit over het toneel getrokken; een zilvergrijze bodem. Dan zakt een wit voordoek snel naar beneden en wordt het helemaal donker. Als om de machinerie van het theater te benadrukken worden alle elementen ingezet; licht, geluid, rook, effecten, kleuren.

Zo gaat het ook de rest van de bijna vier uur durende voorstelling. Maar niets is genoeg. Ze staat voor het toneel en vertelt dat ze naar Amerika reisde om iets te leren over vergiffenis. Ze belandt in de kelder van een zwarte kerk in Charleston, waar zes maanden eerder een blanke jongen iedereen neerschoot die daar op dat moment bijbelstudie volgde. Iemand heeft een taart gemaakt in de vorm van deze kerk.

Na de eredienst eet zij als enige geen taart. Ze vertelt dat ze dacht: Vergiffenis is niet genoeg. Maar… niets is genoeg. Omdat ze hem herinnerde aan alle mensen die hun leven wagen om iets te doen wat niet genoeg is. Het daar van de taart bestaat niet meer; het is opgegeten. Het is een ruimte waar we niet meer kunnen zijn.

kontrolle der brokratie german edition

Het hier van de taart is een plat bouwpakket van een kerk-taart, dat op een later moment in de voorstelling uit de toneeltoren zakt en in elkaar wordt gezet. De taart wordt ruimte. Ze brengen bestaande, concrete, virtuele en imaginaire ruimtes uit hun wereld het theater binnen: Wat mij aan dit project steeds opnieuw fascineert, is het proces dat Wouters zelf onderhandelingen noemt: Hoe in de hout-, verf- of stoffenwerkplaats nieuwe vragen worden gesteld en met veel precisie teksten, voorstellen, verlangens vertaald worden naar materialiteit, licht, donker, schaal, illusie.

Naar ruimte, naar scenografie. Scenograaf van het Decoratelier zijn betekent voor Wouters ervoor zorgen dat alles of zo veel mogelijk ruimte wordt. Ze voeren inhoudelijke en technische onderhandelingen over ritme, bewegingsmogelijkheden, volgorde, zichtbaarheid… Ze werken in lijn met die architectuur die moeite doet om vijfhonderd paar ogen hetzelfde te laten zien.

Sommige ruimtes vragen om context, inleiding, om tekst die diepte aan het beeld geeft. Andere staan sterker in stilte. Soms blijft de techniek onzichtbaar, soms wordt ze als artistieke keuze juist getoond. Uiteindelijk zet het gesprek zich voort tussen infini en kijker. In tegenstelling tot bij architectuur kun je tot het laatste moment blijven onderhandelen. Het uitzicht op een kosmopolitische stad bij nacht, het silhouet van een bergkam tegen een donkerblauwe lucht. Ik vraag me af of deze stad nu ergens is behalve hier. Zhanshenliu left, Deepbreaths left, sujie killed Natsu Why you kill him?

De zon komt op. Zo zet Jisun Kim ons in INFINI 11 in een binnenruimte van de game en laat ons vanuit daar met een telescoop naar buiten kijken; niet direct, maar via het landschap van de game. Doeken dus, LCD-schermen, grote lappen stof; plastic, doek, gaas. Dat zijn geen ruimtes, zul je misschien denken. Het zijn kaarten, maar niet de terreinen zelf. En toch zijn het ruimtes. Ze zijn ontplaatst , mogelijk gevlucht. We zien een steeds wisselende montage van half opgetrokken of neergelaten doeken; alsof deze mensen nergens echt zijn noch kunnen landen, en alleen in virtuele tussenruimtes bestaan.

Wat kunnen we vandaag binnen die muren, in de grote zaal met diens werking teweegbrengen? Ruimtes waar we op dit moment niet zijn. Op een zeker moment komen de 49 trekken tegelijkertijd naar beneden, zakken helemaal neer tot op het podium en worden dan weer opgetrokken. De ruimtes zijn er, ze zijn er niet, ze zijn er.

Voor mij schuilt de kracht van deze choreografie in het zien van die grote hoeveelheid lagen - van vragen, onderhandelingen, geschiedenissen - en de gedachte dat hoewel al die ruimtes na elkaar getoond worden, ze naast elkaar bestaan. Hetzelfde duizelingwekkende gevoel als je je hoofd in je nek legt en de hele set ziet hangen, verlangens vertaald naar landschappen. Met de trein, dan de fiets, dan lopend. De weg is lang.

De moeite die hij doet — ook al is zijn verhaal gefictionaliseerd — om de plaats die hem beschreven is te bereiken, wordt zo ook deel van de onderhandeling tussen hemzelf en Thierry Bosquet, de oude decorschilder aan wie hij deze reis in een brief beschrijft en die het doek aan de hand daarvan zal schilderen: Dat geldt ook voor de ruimte van het theater zelf.

Daarmee nodigt ze ook uit om alle andere mogelijkheden die in deze machinerie besloten liggen te zien — waartoe zoals dramaturg Peeters opmerkte ook de achterliggende economie, de logge bureaucratie et cetera behoren — en de vragen die het gebouw stelt steeds opnieuw te beluisteren. Hier geht es um etwas anderes: Alles drei auf einmal, ununterscheidbar, leer und derart verstrahlt, dass man erleichtert feststellt: Des miroitements fusent dans tous les sens. In Built to Last , the mood stays light, bordering on irreverent, as the dancers assume historic movement patterns reminiscent of Isadora Duncan or German expressionist dance.

Meg Stuart sets herself a challenge before creating a new dance. The American choreographer, who is based in Brussels and Berlin, claims to develop an entirely new movement language for every piece as she collaborates with directors, visual artists, musicians and designers. Rather than following well-trodden routes, these works explore the edges of what is possible. There is no new language emerging from sparky interactions with bolshie musicians here, just an acceptance of prewritten music from a dead composer. Her response was not to overthink it.

Navigation menu

The primary response was heroic. When you play it in your living room, your life becomes bigger. Composer Alain Franco joined the rehearsals as a kind of music dramaturg and suggested adding other composers, so the soundscore expanded into a rich tapestry of fragments by Dvorak, Rachmaninov, Schoenberg, Xenakis, Stockhausen and others. This openness is unusual within contemporary dance, where many choreographers have resisted the aural backdrop offered by classical music, fearful it might gentrify their incendiary aesthetic with plush sounds and a veneer of respectability.

Additionally, an association exists between classical music and ballet, whose narrative-driven choreography is antithetical to the conceptual purity pursued by many contemporary choreographers. But classical warhorses such as the Eroica can prove more than an aesthetic threat. Mindful of this, Stuart quotes the Slovenian philosopher Slavoj Zizek, who claims: Or it can be read in a much more ambiguous way.

With music we cannot ever be sure. In so far as it externalises our inner passion, music is potentially always a threat. The threat is proportional to monumentality, a theme that quickly emerged in rehearsals for Built to Last. History is a manner of perspective, not a question of being right or wrong. This questioning needs to be constant, as there is a danger of losing sight of the original meaning and intention behind a monument. It imposes thoughts and memories, and makes it clear that the present has a past. Music has also constantly imposed itself on dance.

Seeking to to divorce dance from any historical cliches, it opened with the lines: With such a weighty subject matter, there is a danger that Built to Last could be self-involved and yawnsome, but Stuart insists the mood stays light, bordering on irreverent, as the dancers assume historic movement patterns reminiscent of Isadora Duncan or German expressionist dance.

This is true freedom. An epic on the shoulders of musical warhorses Dublin Dance Festival review. In taking on classical music warhorses, choreographer Meg Stuart has created a theatrical experience equally epic. Sprawling across two hours, Built to Last throws stones at monuments to the past, questioning our tacit relationship with bombastic expressions of heroism and ultimately presents an uplifting affirmation of the human spirit. Fourteen excerpts are used as metaphors for historical narrative. Stuart questions how this music can be appropriated and given an immovable mythical status, even though our perceptions of history constantly change.

Actor Kristof Van Boven quotes Beethoven: This is the tension underpinning the entire performance: The overall effect is complemented with energetic and pitch-perfect performances by the five performers, that include Maria F Scaroni and Dragana Bulut. It begins to sway. Then the hand, seeking simple gestures, clenching and unclenching.

Next the arm, extended, bending, seeking shape and form.

The urge gradually brings all parts of the body to movement and from there to motion. Set against an electronic soundscape, five performers relentlessly seek, find and are frustrated by patterns, culminating in a cacophony of movement and sound before one of the performers quietly brings the others to a halt before turning to nervously address the audience. So begins Built to Last, by renowned choreographer, Meg Stuart, making her Irish debut and kicking off the Dublin Dance Festival with an excellent production that sets the bar high.

When describing itself as a history of dance, Built to Last does itself a great disservice. For it speaks not just to the history of dance, but to the making of dance, to the need of the body to give expression, with or without music. Of an insatiable urge that can find momentarily release in forms and patterns, none ever big enough to accommodate all that needs to be expressed. At times fleetingly recognisable moments appear, tender tableaux temporarily take shape before passing away in the search for newer forms.

At other times it appears as if the lunatics have taken over the asylum as the struggle to find shape grapples with restrictions and the need for form. If all is shifting, what never changes is the striving for expression, the endless searching, the body constantly reaching out to catch the stars and channel all that heaven will allow.


  • At the Councillors : or A Nameless History!
  • Meylers Side Effects of Endocrine and Metabolic Drugs (Meylers Side Effects of Drugs).
  • Translation of "genier dich" in English.
  • Homo Sum (Complete)!
  • Vendetta al tramonto (Italian Edition)?
  • Navigation;
  • Account Options.

Self-consciously self-deprecating at times, it never ceases to engage, despite its uninterrupted two hours in length. Scaroni and Kristof Van Boven give a delightful ensemble performance, as well as creating exquisite individual moments. The only thing to do is surrender to it. If dance forms aren't built to last, dance surely will as evidenced by this charming, insightful and, at times, sublime production. Jazzliefhebbers, verenig u en ga naar de nieuwe dansvoorstelling van Meg Stuart kijken. Meer dan twee uur lang trekken een drummer, een pianist en een bassist van leer.

Wie deze mensen zijn, wat ze van elkaar of van ons willen, valt niet te achterhalen. Je kan alleen maar vaststellen dat ze er zijn, dat ze er zo hun eigen ritueeltjes en verlangens op nahouden, en dat die wel eens durven te ontsporen. Traag schuiven de dansers op elkaars buik en rug en kristalliseren in die pose. Maar terwijl de muziek de hoogte inschiet, knapt de boog. Kleren worden uitgewriemeld, er wordt getrokken en geduwd, gehijgd en geschreeuwd.

Und es geht los. Twee blote vrouwen worstelen en knijpen in elkaars borsten tot hun kaken rood zien van opwinding. Drie mannen slaan al kirrend elkaars kont vol striemen. De speelse agressie is strak geregisseerd, maar toch heb je het gevoel dat alles in het moment ontstaat. Dat kan Stuart als geen ander.

Je kan alleen nieuwsgierig toekijken naar hoe deze weirde minigemeenschap zich vormt, wars van alle taboes. Nadat Kristof Van Boven in een pantomimisch gebaar de vierde muur heeft doorbroken, worden ook wij deel van die gemeenschap. Hoe meer het conservatieve Duitse publiek afhaakt vanwege de chaos, hoe overtuigender Van Boven wordt in zijn rol als ceremoniemeester die ons uit ons kot wil lokken. Of er iemand zin heeft om samen wat te schreeuwen op het terras? Of is er geen verjaardag die gevierd moet worden met whisky en cake?

De performers lopen wild door het publiek heen op zoek naar een intiem verbond. Het neemt niet weg dat het stuk een taaie zit is. Er vallen al weleens gaten en de performers verdwijnen soms ver in hun excentrieke reservaat. Sie beschnuppern sich gegenseitig, kitzeln die nackte Haut der Partner. Egal ob Mann oder Frau. Doch Voyeure kommen in diesen pausenlosen zwei Stunden nur selten auf ihre Kosten.

Dass das jemand macht, beweist, wie Meg Stuart das Publikum zu lockeren Partnern gemacht hat. Aber auch zu dritt bekommen die Musiker um Bassist Paul Lemp, der schon lange mit Stuart zusammenarbeitet, einen fetten Sound hin, der dem massiven Klang einer Big Band um nichts nachsteht. Erst in Zweierkonstellationen, dann als Gruppe. Die Musik nimmt Fahrt auf, die Bewegungen werden schneller. Dann kehrt Stille ein. So nahe kommt einem Theater selten. Die Grenzen des Wahrscheinlichen dank Zaubereinlagen. Die Messlatte liegt hoch. Beim Saisonendspurt geht es dabei Schlag auf Schlag.

Tantra- und Hypnose-Workshops bzw. Das ist gut so! Three women and three men build towers and bridges with their bodies. In groups of three or four, they twist and entangle their bodies. All this is not new. The nose gets a run for its money; its urge to explore does not stop at the pubic border. Irony, parody, comedy and genuine feelings are mingled together in this sensuous composition of body images, that Meg Stuart is now presenting at PACT Zollverein as part of the Ruhrtriennale.

But this piece, which goes on for two hours without a break, has nothing to do with voyeurism. Carelessly and naive, they run free, rub each other and throw each other around. Some of them frequently comment their own actions. The way Meg Stuart engages the audience without making it feel uncomfortable is extraordinary. In a fully lit theatre, the spectators receive water, fruit and cake. They are offered clay to give their hand muscles a work out as the piece continues. Unrestrained, the performers talk to visitors, spray cologne or open their shirt and ask spectators to smell their sweat.

The fact that they are willing to do so proves that Meg Stuart has succeeded in making the audience become a licentious partner in crime. Until Our Hearts Stop is een nieuwe stap in een onderzoek dat choreografe Meg Stuart al meer dan twee decennia voert. Onvermoeibaar probeert ze de vinger te leggen op de vreemde wisselwerking tussen wat we fysiek voelen en wat we mentaal ervaren. Daarbij laat ze de kijker zelden ongemoeid. Dat onderzoek heeft steeds minder de vorm van een klassieke 'voorstelling'. Het gaat steeds vaker om experimenten waarin niet alleen de performers, maar ook de toeschouwers hun rol te spelen hebben.

Zo confronteert ze kijkers vaak frontaal met hun troebele condition humaine. Het laat hen niet zelden in verwarring achter. Mensen wisten zich vaak geen houding te geven. All Together Now ontregelde de theaterconventies nog meer. Het begon er mee dat de kijkers in een veel te kleine ruimte opeengepakt werden, terwijl een stem zijn afschuw uitsprak over het zweet en de geuren. Het eindigde met een feel good-sessie waarin je elkaars hand moest vasthouden. Maar net dat is altijd weer haar vraag: Waarom verlangen we naar anderen maar lopen we hard weg als iemand dichterbij komt?

Wat verdragen we van elkaar, wat niet? Dat blijft fascineren, want Stuart vindt altijd weer nieuwe manieren om dat te doen, en telkens brengt ze je als kijker van je stuk.

DEUTSCHRAP Mashup (16 Songs) auf Zuna - Baby prod. by Shine Buteo mit Senorita, Bombay etc..

Het stuk zet je zozeer op het verkeerde been dat je ergens halverwege nauwelijks nog weet waar je het hebt. Op de overrompelende, jazzy klanken van het trio Samuel Halscheidt, Marc Lohr en Stefan Rusconi hebben de zes performers elkaar dan al op alle denkbare wijzen betast, bekropen, gebruikt. Het begint met een rare yogasessie, gevolgd door een even rare acrobatieoefening. Twee mannen raken verwikkeld in een hondengevecht. Twee vrouwen scheiden hen, maar gaan elkaar meteen daarna even driest, en poedelnaakt, te lijf om te eindigen in een innige omhelzing. Net als je het bijna wil opgeven om het te begrijpen, slaat de sfeer om.

Het publiek wordt plots willens nillens in de actie betrokken. Kristof Van Boven doet nog wel alsof hij gevangen zit achter glas, maar de 'vierde wand' tussen kijker en speler is hier duidelijk geslecht. De voorstelling wordt daarna letterlijk en figuurlijk magisch, met goocheltrucs en een mysterieus ritueel met wierook en tromgeroffel. Die sfeer wordt echter bruusk doorbroken door een hartverscheurende toespraak van een vrouw alleen: Al weet je dat het theater is, het maakt je ongemakkelijk: Ze toont hoe sterk iedereen hunkert naar contact en aandacht, until our hearts stop.

Maar met dat ongemakkelijke gevoel blijf je alleen achter, want hier stopt het stuk. Tot Stuart weer een nieuw hoofdstuk breit aan dit eindeloze verhaal. Nackt steht sie da. Aber das kann eigentlich nicht sein. Aber irgendwie hat es Meg Stuart doch geschafft: So etwas gelingt nur ihr: Man kann es selbst nicht so richtig glauben.

Meg Stuarts Compagnie, die Damaged Goods, ist dagegen etwas ortlos geworden: Das ist der Grundimpuls von Meg Stuarts Arbeit. I take it back. Wie geht das zusammen? Hunter ist zwar ein Abschluss, aber zugleich ein Neubeginn — ein Durchgangsstadium und Sammelpunkt von Energien. Die Spiele der Muskeln, die zeitliche Perfektion: Das Muskelmassiv in der Schulterregion ist deutlich sichtbar nach Meg Stuarts fordernder Tanzpraxis geformt. Es ist eine lange und dichte Erinnerungsfahrt, auf die einen Stuart mitnimmt.

Die Eltern sind krank, vielleicht sogar schon gestorben. Bis jetzt bildeten sie so etwas wie das Dach der Vergangenheit, jetzt muss man sich selbst eines bauen. Sie hat sich eine Erinnerungsbude gebaut. Trotz ihrer Gastspiele rund um die Welt musste sie zu Interviews regelrecht getragen werden. Hat sie denn in den anderen 70 Jahren nichts erlebt? Und gesehen, wie sie das wirklich verlegen macht. Zwischendurch war Stuart halbnackt zwischen Zotteln vergraben.

Impossible de tout saisir, la sarabande est multiple. Meg Stuart wantrouwt woorden. Dat zegt ze zelf. Als je niet wil of kan zwijgen, kan je beter veel tijd en ruimte nemen. Het is het proberen waard veel woorden te gebruiken en als even belangrijk te verwoorden. Je kan beelden, klanken, bewegingen en materialen erbij betrekken. Je kan van alles veel en achter-, naast- en over elkaar tonen, fictie en waarheid mixen, documenten en atmosferen, herinneringen en dromen, zicht- en onzichtbaar, gedachten van anderen en van jezelf.

Het gaat voornamelijk om de eigenheid die in Hunter in meerdere fasen benaderd wordt. Of beter gezegd, de mogelijkheid om kennis te maken met Meg Stuarts eigenheid. De kunstenares, de vrouw, de mens Meg Stuart nodigt ons uit de wereld met haar vragen en houdingen te leren kennen, maar ook hun oorsprong te beseffen.

Men kan dit goed, zeer goed zelfs, begrijpen. Sinds meer dan twintig jaar werkt Meg Stuart op het gebied van dans en theater aan projecten met uiteenlopende vormen en opvoeringsformaten. Hunter is echter haar eerste avondvullende solo voor zichzelf. De gedachte aan een solo, daarenboven in de categorie dans, brengt je al snel op een dwaalspoor.

Komm und genier dich nicht

Hunter betekent helemaal niet Meg Stuarts bekering tot het kleine formaat. Ook de aankondiging haar lichaam als archief te bestuderen is misleidend. Men kan in vele opzichten beweren dat Hunter een groot werk is met een hang naar een Gesamtkunstwerk. Naast de choreografe op het podium zijn er meerdere artiesten bij Hunter betrokken. De geluidsontwerper Vincent Malstaf ontwierp een collage van geluiden, liederen voornamelijk van de jaren 80 en elektronische muziek.

Het is het reisschema van de performance en misschien zelfs ook het huis waarin Meg Stuart kan rondwandelen. Het is een overvol huis dat op zich geen actie uitvoert, maar voortdurend verhalen vertelt. Het vermaakt en verontrust ons. Het zwijgt en brult. En warempel begint ook de avond met een glitter-mos-foto-collage van Meg Stuart zelf. De kostuumontwerpster Claudia Hill volgde hetzelfde principe: Het decor van Hunter is zowel speels als geheimzinnig, een rizoom.

Wat deze wereld toont en vertelt, is toevallig net zoals de wereld in onze hoofden. Gelijktijdig is de avond zeer strikt gestructureerd. Een goed voorbereid programma voltrekt zich. Ook dat verdoezelt hij niet. Later zegt Meg Stuart: Ze staat, gaat, knielt neer, danst niet en kijkt niet naar voor. En zelfs wanneer ze naar het publiek kijkt, kunnen we nauwelijks haar gezicht zien. Haren, handen of armen belemmeren het zicht. Tussenin geeft ze de indruk radeloos te zijn.

Fase 3 en 4 of 5, in elk geval de laatste: Meg Stuart kleedt zich opnieuw aan. In stilte improviseert ze met bewegingsmateriaal en wisselt ontelbare keren haar gezichtsuitdrukking. Bepaalde, uiterst korte momenten is ze zeer ontspannen en vrolijk. Men zou hierover veel kunnen vertellen. Maar nu kan enkel het volgende gezegd worden: Zo kan Meg Stuart nu een reddingsvest aantrekken en een microfoon opspelden. Het eerste wat we haar horen zeggen is: Wie haar langer kent..

Meg Stuart als entertainer. Ze praat dan steeds minder krampachtig over allerlei dingen. Ze maakt geen onderscheid tussen het intieme en het publieke, tussen het banale en het visionaire. Ze vraagt naar onze toekomst. Niets geeft aanleiding tot het vermoeden van enige berekening achter de woorden. Dat is zelden zo en zo buitengewoon. Het raakt ons, maar op een zeer onsentimentele manier — en irriteert dan weer anderen. Het was een zeer bijzondere avond, een geschenk. De danseres en choreografe Meg Stuart toont haar eerste avondvullende solo Hunter.

De Amerikaanse choreografe die reeds vele jaren in Berlijn woont, heeft op jarige leeftijd haar eerste avondvullende solo gemaakt. Hunter is een zoektocht naar en beproeving van jezelf — en zeker en vast het meest persoonlijke werk van Stuart. Met haar voortdurende vervormingen en verplaatsingen bewijst ze alweer de zeggingskracht van het lichaam. De grote verrassing van de avond is echter dat Meg Stuart zelf een langere tekst voordraagt — en op het einde zelfs zingt. Ze lichtte haar zogenaamde verlegenheid toe: En dan begint ze te vertellen: De voorstelling draait om herinneringen die haar nu toch ertoe gebracht hebben ze in woorden heeft gieten.

Meg Stuart onderzoekt hoe ervaringen sporen nalaten op het lichaam - een telkens terugkomend thema bij Meg Stuart. In Hunter kiest ze weer voor een multimediale aanpak en werkt met verschillende materialen. Een collage van verschillende muziekwerken, geluiden en stemmen weerklinken.

German and English to French translator, French native and resident.

Twee vrouwen spreken over de gevolgen van een scheiding, een andere vrouw brengt verslag uit van een feministe die tevergeefs een playboy-bunny tracht te agiteren. The fundamentally transnational genesis of spatial analysis calls for a systematic investigation of cultural transfers at work in the history of geography. Jahrhunderts dargestellt wird, zeigt der Aufsatz, wie sich die Debatten um seine modellierende Epistemologie seit der Zwischenkriegszeit langsam internationalisieren. In seinem Heimatland setzt sich die Theorie am Ende der er Jahre durch, kurz bevor das wissenschaftliche Paradigma der Landschaftsgeographie in Frage gestellt wird.

In diesem Sinne zeigt sich die Genese der Raumanalyse als zutiefst transnationaler Prozess. Christaller prend ainsi clairement position au sein du Methodenstreit contre la seconde Ecole historique conduite par Schmoller Biermann 74 suisse A. Cette situation perdure parfois sur le long terme. Brian Berry 96 , Richard L. Morill et Edward L. William Bunge , op. In the middle of the little pond stands a pavilion of green and white porcelain. Like the back of a tiger arches the jade bridge over to the pavilion.

Friends sit in the little house well dressed, drinking, chatting. Their silk sleeves glide backwards, their silk caps rest gaily at the napes of their necks. On the small pond's still surface, everything shows whimsical in mirror image. Everything stands on its head in the pavilion of green and white porcelain.

Like a half-moon is the bridge its arch upturned. Friends well dressed, drinking, chatting. Gold'ne Sonne webt um die Gestalten, Spiegelt sie im blanken Wasser wider. Ihre stolze Haltung ist nur Verstellung. Young girls picking flowers, Picking lotus flowers at the riverbank. Amid bushes and leaves they sit, gathering flowers in their laps and calling one another in raillery. Golden sun plays about their form reflecting them in the clear water.

The sun reflects back their slender limbs, their sweet eyes, and the breeze teasing up the warp of their sleeves, directs the magic of perfume through the air. O see, what a tumult of handsome boys there on the shore on their spirited horses. Yonder shining like the sun's rays between the branches of green willows trot along the bold companions.

The horse of one neighs happily on and shies and rushes there, hooves shaking down blooms, grass, trampling wildly the fallen flowers. How frenzied his mane flutters, and hotly steam his nostrils! And the most beautiful of the maidens sends long looks adoring at him. Her proud pose is but a pretense; in the flash of her big eyes, in the darkness of her ardent gaze beats longingly her burning heart.

Ich trinke, bis ich nicht mehr kann, Den ganzen, lieben Tag! Ein Vogel singt im Baum. Aus tiefstem Schauen lauscht' ich auf, Der Vogel singt und lacht! Und wenn ich nicht mehr singen kann, So schlaf' ich wieder ein. If life is but a dream, why work and worry? I drink until I no more can, the whole, blessed day! And if I can drink no more as throat and soul are full, then I stagger to my door and sleep wonderfully! What do I hear on waking? A bird sings in the tree. I ask him if it's spring already; to me it's as if I'm in a dream. The bird chirps Yes!

The spring is here, it came overnight! From deep wonderment I listen; the bird sings and laughs! I fill my cup anew and drink it to the bottom and sing until the moon shines in the black firmament! And if I can not sing, then I fall asleep again. What to me is spring? Let me be drunk! Die Sonne scheidet hinter dem Gebirge. Wie eine Silberbarke schwebt Der Mond am blauen Himmelssee herauf.

Der Bach singt voller Wohllaut durch das Dunkel. Die Erde atmet voll von Ruh' und Schlaf. Ich stehe hier und harre meines Freundes; Ich harre sein zum letzten Lebewohl. Ich wandle auf und nieder mit meiner Laute Auf Wegen, die von weichem Grase schwellen. O ewigen Liebens -- Lebens -- trunk'ne Welt! Er stieg vom Pferd und reichte ihm den Trunk Des Abschieds dar. Er sprach, seine Stimme war umflort. Ich geh', ich wand're in die Berge. Ich wandle nach der Heimat!

Ich werde niemals in die Ferne schweifen. Still ist mein Herz und harret seiner Stunde! The sun departs behind the mountains. In all the valleys the evening descends with its shadow, full cooling. Like a silver boat sails the moon in the watery blue heaven. I sense the fine breeze stirring behind the dark pines.

Derniers numéros

The brook sings out clear through the darkness. The flowers pale in the twilight. The earth breathes, in full rest and sleep. All longing now becomes a dream. Weary men traipse homeward to sleep; forgotten happiness and youth to rediscover. The birds roost silent in their branches.

The world falls asleep. It blows coolly in the shadows of my pines. I stand here and wait for my friend; I wait to bid him a last farewell. I yearn, my friend, at your side to enjoy the beauty of this evening. You leave me long alone! I walk up and down with my lute on paths swelling with soft grass. O eternal loving-and-life-bedrunken world! He dismounted and handed him the drink of Farewells.

He asked him where he would go and why must it be. He spoke, his voice was quiet. Ah my friend, Fortune was not kind to me in this world!